Kees zit op zwemles maar hij vindt het helemaal niet leuk. Het liefst gaat hij wandelen met Bas, de hond van de buurvrouw, want Kees wil dolgraag een hond – hij zeurt er al maanden over bij zijn ouders. Maar als hij eindelijk een huisdier krijgt, is het geen hond, maar een cavia, een langharige nog wel. Kees vindt het helemaal niks. Wat moet hij met dat rare beest? Hij kan niet kwispelen, hij kan niet rennen en het enige geluid dat hij maakt is ‘oink’. Kees besluit zijn cavia Hector te noemen; misschien wordt het dan ooit nog wat met hem.
Maar Hector valt nog erger tegen dan Kees had kunnen vermoeden. En er blijven voortdurend vieze dingen aan zijn lange haren plakken waardoor Kees hem steeds moet wassen. En dat terwijl Hector helemaal niet van zwemmen houdt. Dat blijkt als Kees zijn cavia op een dag meeneemt naar het zwembad en Hector in het water valt. Kees springt hem direct achterna en redt zijn cavia. Dat zwemmen blijkt toch wel mee te vallen. En Hector? Hector eigenlijk ook wel.